Interviews

Oud-wethouder Gerrit ten Hoopen

Gerrit ten Hoopen

Het zou een eufemisme zijn om te beweren dat oud-wethouder Gerrit ten Hoopen (1939) goed ingeburgerd was in de (lokale) samenleving. Wie zijn lijst met activiteiten en lidmaatschappen aanschouwd, vraagt zich waf waar iemand de tijd vandaan haalt. Nog steeds is hij actief, onder meer als voorzitter commissie Recreatie en Toerisme van de Gemeenschapsraad Neede.
Gerrit werd net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog geboren en volgde de eerste lagere schoollessen in het voormalige stationsgebouw van Neede. Net zoals veel andere Needenaren verdienden de vorige generaties ook hun brood in de textiel. Zijn vader werkte eerst bij Scholten in Enschede en later bij Ter Weeme en Ten Hoopen in Neede. Diens vader was touwbaas bij de Needse textielfabriek Bengalen, onderdeel van de Koninklijke Weefgoederenfabriek C.T. Stork.

Ouderlijk met het hek ervoor, afkomstig van Anton ter Weeme

De arbeiders waren onderdanig

Het was een vanzelfsprekendheid in die tijd dat de zoon de vader volgde. “Toen mijn vader met 14 jaar van het voortgezet gewoon lager onderwijs afkwam, het vglo, had zijn vader al een baantje als leerling-wever voor hem geregeld bij de fabriek waar hijzelf werkte. De textiel echter was in die tijd een slechte werkgever. Daarom zei mijn vader ooit tegen mij dat ik mocht worden wat ik wilde, maar dat ik nooit in de textiel moest gaan werken. ‘Het is het slechtste beroep dat de duvel heeft gemaakt, je verdient er teveel om dood te gaan en te weinig om van te leven’, hield hij mij voor. De arbeiders waren ook onderdanig in die tijd aan de textieldirecteuren. Mijn vader echter trok zich daar niet zoveel van aan. Toen hij wist dat Anton ter Weeme zijn hek voor zijn villa zou vervangen, sprak hij hem aan en vroeg hem of hij zijn oude hek kon kopen. ‘Haal maar op, je hoeft het niet te kopen’, zou Anton gezegd hebben. Het leverde zijn vader de kritiek van de collega’s op, waar hij het lef vandaan haalde om dat aan de directeur te vragen.”
Het werken in de textiel heeft er ook toe geleid dat thuis een rood nest werd. Ook zijn ouders waren lid van de PvdA en zongen bovendien bij de arbeiderszangvereniging ‘Onze Stem’. De oefen- annex vergaderruimte voor de PvdA was destijds de zogeheten Jeneverkeet, het ANDO gebouw, het gebouw van de Algemene Nederlandse Drankbestrijdingsorganisatie aan de Marktstraat. Later verhuisde men naar de hoek Bosstraat-Kempersdijk. “De onderlinge verstandhouding tussen de arbeiders in die tijd was goed. Iedere buurt had bovendien zijn eigen buurtvereniging, zoals Achterhoek, Voorhoek en Bovenberg. Ook waren er veel sportontmoetingen tussen die verenigingen. Veel bestuursleden van verenigingen waren ondernemers. G. ten Hoopen bijvoorbeeld, voorzitter van de voetbal, had een kruidenierszaak op de plek waar nu Eichenwald zit. Die hiërarchie, verbondenheid en saamhorigheid van toen zag je in latere jaren wegzakken.”

Chocolade van de Canadezen

Gerrit kan zich, ondanks zijn jeugdige leeftijd toen, het bombardement van de textielfabriek Bengalen in februari 1945 nog goed herinneren. “We zaten iets verderop in het stationsgebouw en werden tijdens het bombardement van school gehaald. Vanaf de hoek Oudestraat-Stationsweg, de plek waar toen slagerij Van der Liet zat, stonden we te kijken naar de iets verderop gelegen fabriek. Er viel één dode bij het bombardement, de 17-jarige jongen Van Siggeler. Zijn ouders werden later mijn naaste buren aan de Inslagstaat. Het had overigens niet veel gescheeld of dat bombardement had het gehele dorp platgebrand. In de Oudestraat namelijk stond enorm veel geschut opgesteld.” Tijdens de bevrijding stond hij op de hoek Wilhelminastraat-Ruwenhofstraat en zag de tanks aankomen. De bemanning werd ondergebracht in de oude School 2, de voorloper van obs De Marke. “In dat schoolgebouw waren eerst de Duitsers gelegerd. Toen die uit het dorp wegvluchtten, over de Needse Berg richting Hengevelde en Goor, ging een buurman van ons onmiddellijk naar die school toe en haalde de achtergebleven spullen eruit. Een dag later kwam de ondergrondse, maar toen was alles al weg. Op 1 april 1945 kreeg ik voor het eerst chocolade van de Canadezen, een lange reep. Ook mocht ik op een tank zitten.”

Terneergeslagen stemming door ontslagen in textiel

Zijn bestuurlijke loopbaan begon in 1974. Aanvankelijk werd hij in 1970 al voor de raad gevraagd, maar aangezien hij zijn nieuwe huis aan de Inslagstraat bouwde op dat moment, had hij daar de tijd niet voor. Hij was overigens toen al zes jaar lid van het bestuur van de PvdA in Neede. Tussendoor sloot de laatste textielfabriek in Neede, de Koninklijke Textielfabrieken Jordaan-Ter Weeme NV, waardoor honderden arbeiders hun baan verloren. “Door dat massaontslag was de stemming in het dorp zeer terneergeslagen. Het heeft jaren geduurd tot dat gevoel wegebde. Het was in de tijd van burgemeester Ter Braak, een jurist die het wetboek op de tafel had tijdens de raadsvergaderingen. Na de teloorgang van de textiel, is het eerste bedrijventerrein gekomen.”

Waterwinningsplannen WOG tegengehouden

In 1974 stapte hij de raad in voor de PvdA. Hij verliet de raad in 1982 toen hij wethouder van Sociale Zaken werd, waaronder maatschappelijk werk, volksgezondheid, sport, recreatie, toerisme, welzijn en milieu vielen. Die functie heeft hij tot 1994 bekleed. “Mijn motivatie om het openbaar bestuur in te gaan, lag vooral bij de zorg en belangstelling voor de locale en regionale gemeenschap. Ik ben een vechter en bijt me vast in zaken die ik onrechtvaardig vind of die er in mijn ogen moeten komen. Zo heb ik mij destijds hard gemaakt voor de nieuwbouwwijk De Kamp. Vanwege mijn achtergrond als constructeur, heb ik zelf nog de oorspronkelijke tekeningen aangepast, zodat ze wel door de raad kwamen.” Ook behaalde hij medio jaren zeventig een overwinning bij zijn strijd tegen de WOG die een verhoging van de waterwinningscapaciteit in het Noordijkerveld wilde. Doorgaan van dat voornemen leverde zeer waarschijnlijk schade aan de boerenbedrijven op vanwege verdroging van het land. De protesten gingen tot aan de Hoge Raad toe. “Het plan was om samen met de boeren per trein naar Den Haag af te reizen om de uitspraak van de Hoge Raad bij te wonen. Op dat moment echter was de treinkaping bij Wijster aan de gang. We hebben toen uit voorzorg maar de bus genomen.”

Armoedemonument van Neede

Ook wat betreft het verenigingsleven liet hij zich niet onbetuigd. Zo werd hij in 1987 Prins Carnaval en werd hij de ‘bouwpastoor’ van het N.G.C. de Vlearmuzehonk ‘t Nus aan de Wheemerstraat. Die straat overigens is geen verwijzing naar de oude textielfabriek. Was daarvan overgebleven is, zijn de radiatoren die in ‘t Nus werden teruggezet en de oude schoorsteen, het ‘armoedemonument’ van Neede, zoals Gerrit het omschrijft. Voor zijn inzet en inspanningen kreeg hij de Gouden Alaaf van N.G.C. de Vlearmuze. Tevens werd hij later tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau benoemd. Na zijn bestuurlijke jaren werd hij in 1994 nog gevraagd als voorzitter van Sportclub Neede, maar hij bedankte ervoor. Wat gebleven is, is de zorg en strijd voor het toerisme en de leefbaarheid van het dorp. “Neede moet meer aan de weg timmeren middels een goede samenwerking tussen VVV, Gemeenschapsraad en Ondernemersvereniging”, zo is hij van mening. ‘Kiek’n wat wot’ vindt hij maar een slappe houding en de Nieuwe N18 een ‘veredeld karrenspoor’. De metamorfose van de oude rioolwaterzuivering naar het Natuurpark Kronenkamp echter is een mooi voorbeeld van hoe het wel moet.

Bronnen beeldmateriaal:

  • “Gerrit ten Hoopen” Rob Weeber
  • “Ouderlijk huis” Privéarchief Gerrit ten Hoopen