Interviews

Broer Varenhorst

Broer Varenhorst op 20 juli 1996

Broer (Herman Hendrik) Varenhorst (1927-1999) was een publiek persoon in de Needse gemeenschap, niet in de laatste plaats door schrijfwerk voor de revue bij de textielfabriek van Ten Hoopen. Hij stierf in 1999, maar zijn weduwe Janna Geertruida Haarman (Truus) was graag bereid om haar herinneringen te delen.
De familie Varenhorst zat al vier generaties lang op de standerdmolen op de Needse Berg toen Broer geboren werd.

Oude en nieuwe molen naast elkaar

De eerste generatie, Willem Varenhorst (1759-1830) zat op de windkorenmolen in Lochem en heeft waarschijnlijk kort voor zijn dood in 1830 de standerdmolen in Neede van de domeinen gekocht. Tot molenaar zou Broer het niet schoppen. In 1928, vlak na zijn geboorte werd de molen verpacht aan de familie Rensink. De molen was net gerestaureerd. De stormramp van 1925 had de houten molen zonder enige moeite omvergeblazen. Prins Hendrik bezocht kort de plek des onheils en schijnt bij het zien van de omgevallen molen gezegd te hebben: ‘Dat was een standerdmolen.’ In 1927 stond er een nieuwe, stenen stellingmolen op de oude plek.

De hond bracht het eten naar de molen

Opbouw nieuwe molen met op achterste rij de vader van Broer

De familie Varenhorst bewoonde overigens nooit de molen. Ze woonden eerst in de Willeminastraat en later in de Ruwenhofstraat, waar Broers vader een huis liet bouwen. “Broers opa maalde nog op de houten standerdmolen. Het verhaal gaat dat hij tussen de middag vaak op de molen bleef en niet naar huis kwam om te eten. Dan stuurde zijn vrouw de hond met een theedoek om zijn nek met daarin een pannetje met eten naar de molen. Als beloning mocht de hond dan het pannetje uitlikken.” Broers vader verruilde de gerestaureerde molen voor een elektrische die hij naast de molen had gebouwd. Volgens Truus vond hij de andere molen niet goed werken. Dat gebouw is nu het middenstuk van de uitspanning De Olde Mölle.

Broer met vader op de vrachtauto

Waar de bijnaam ‘Broer’ vandaan kwam, is niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk is die ontstaan omdat Herman een 7 jaar oudere zus had. Eigenlijk spraken alleen zijn collega’s op het werk en zijn huisarts dr. Wolf hem met Herman aan. Verder zei iedereen Broer tegen hem. Na de lagere school bezocht hij de MULO en in 1947 de ambachtsschool in Winterswijk, waar hij voor machinebankwerker leerde. Daarna werd hij gelegerd in de Kromhoutkazerne in Utrecht, waar hij sergeant wapenhersteller was. Na zijn diensttijd kwam hij terecht bij de textielfabriek van Ten Hoopen aan de Rapenburg. Oorspronkelijk kwam hij op kantoor, maar dat vond hij maar niets. Vrij snel al stapte hij over naar de fabriek, waar hij een technische onderhoudsfunctie had.

In 1956 trouwde hij met Truus. Hij had de Noordijkse leren kennen op de bruiloft van zijn nicht in Diepenheim. Saillant detail is dat Truus als jong meisje ook heel even bij Ten Hoopen aan de Rapenburg heeft gewerkt. Later, toen ze al een dochter hadden, verveelde ze zich en besloot te solliciteren bij de Koalafabriek. Daar heeft ze nog 3,5 jaar gewerkt. Wegens gebrek aan woonruimte, woonde het echtpaar de eerst zes jaar van hun huwelijk in bij een oudere man in de Willeminastraat. “We hadden weinig ruimte en een kleine keuken. Water hadden we niet, dat moesten we bij de verhuurder tappen. Gelukkig konden we na zes jaar een woning in de Burgemeester Mensstraat betrekken.”

D’n Groten Stoom Trok Lös

Broer tijdens een van zijn vele optredens

Broer was volgens Truus een veelzijdig en getalenteerd man. Hij kon goed leren, zat in veel besturen, waaronder SEN ‘76 en HKN, deed aan zwemmen, waterpolo, gymnastiek en voetbal. Hij keepte in het tweede en had de bijnaam ‘de zwarte panter’. Hij was ook gek op toneel en speelde al voor zijn trouwen. “Ik herinner me nog dat hij net na ons trouwen de bank en tafel uit de huiskamer meenam naar de repetitieruimte.” Maar hij werd vooral ook bekend door zijn liefde voor het dialect en zijn talloze schrijfsels, zoals zijn wekelijkse ‘Breurk’s Hook’ en zijn revues.

Needse Revu “’n groten stoom trök los”

In het seizoen 1961-1962 schreef hij zijn eerste Revue ter ere van het 10-jarig jubileum van de personeelsvereniging Hotex van textielfabriek Ten Hoopen, genaamd ‘ D’n Groten Stoom Trok Lös’. Ook hier bleek zijn veelzijdigheid. Naast het schrijfwerk had hij tevens de regie, speelde hij zelf mee in de rol van Graats, maakte hij muziek op het wasbord en zong hij mee met het koor. De krant was vol lof over deze eerste uitvoering en schreef: ‘Het moet de samensteller van deze revue, de heer Herm. Varenhorst (die dit nagenoeg aleen klaarde) heel wat hoofdbrekens gekost hebben om alle teksten niet alleen samen te stellen, maar deze ook zó aan elkaar te verbinden, dat er een goed lopend geheel ontstond. Een voordeel was dat ook de regie in zijn handen was en we moeten zeggen dat hij er buitengewoon goed in is geslaagd een vlotte, afwisselende en bijzonder aantrekkelijke revue aan leden en publiek voor te zetten.’

Needse Revu “’n groten stoom trök los”

In een interview met het personeelsblad ‘De Groote Stoom’ verklaarde Broer over zijn initiatief dat het normaal was dat er op de personeelsavonden kleine stukje werden opgevoerd. Voor het jubileum werd toen geopperd om een revue op te voeren. Oorspronkelijk was het plan om dit door derden te laten opvoeren, maar dat zou te duur worden en zo werd het in eigen hand gehouden. Het grote succes volgens Broer kwam vooral door het gebruik van het dialect en door het feit dat er in Neede op revuegebied weinig te beleven viel. De hoofdfiguren Graats en Truu die steeds terugkwamen, waren volgens hem veel voorkomende namen. Truu echter verwees wel naar zijn eigen vrouw.

Broer stond in het dorp bekend als de bonte hond en er bestaan talloze anekdotes en verhalen over hem. Wat echter maar weinig mensen weten, is dat Broer naar de buitenwereld toe een enorme gangmaker was, maar thuis meer een binnenvetter was. “Dat contrast was soms best wel groot,” licht Truus zijn karakter toe. Medebestuurder en voorzitter van SEN ‘76 Ad van Baal schreef ooit ‘De Ballade van Broer’, een bijna twee meter lang, opgerold stuk papier waarop hij Broer beschreef. Bijvoorbeeld: ‘Mijmerend in de zon, iets uit de bomen, zien we Broer van vroeger komen. Getooid met de lof van Needse Revue en binnengehaald als feestelijke oom. Vol van verhalen, stunts en vierend gerei, van ‘t lachen, steken in de zij…’

Circus Teutenberg

Needenaar Ben van Dijk is regelmatig met Broer opgetrokken en herinnert zich nog het verblijf aan de Moezel in Duitsland. “We zaten in een hotel en Broer ergerde zich aan een stel Duitsers. Hoewel hij net ervoor zijn arm had bezeerd, lukte het hem toch om midden in de nacht een zware bloembak voor hun kamerdeur te schuiven. De volgende ochtend moesten ze uit hun kamer bevrijd worden.” Zowel Ben als Truus herinneren zich ook Broers bestuursvergadering van de Historische Kring Neede had. “Hij was al laat,” legt Truus uit, “en stapte gehaast op de fiets naar de Kievietstraat. Toen hij daar aanbelde, deed een kleine jongen de deur open. Broer vroeg of zijn vader thuis was, stapte naar binnen, hing zijn jas aan de kapstok en ging alvast de woonkamer in. Op dat moment kwam er een man van Turkse komaf de trap af die zei dat hij verkeerd was. Dus trok hij zijn jas weer aan en ging weg. Een andere keer verbrandde hij zijn nek toen hij voor het circus ‘Teutenberg’ tijdens een voorstelling in Neede door de brandende hoepel moest springen. Broer kon zulke gebeurtenissen heel mooi en verbeeldend vertellen.”

Wakker worden in de etalage van Ten Hoopen

Ander kattenkwaad dat hij uithaalde, was bijvoorbeeld het wegspuiten van de jury bij een bedrijfsbrandweerconcours, het wakker worden op zondagmorgen in een bed in de etalage van Ten Hoopen, wiens dochter hij had thuisgebracht, het weggooien van zijn onderbroek in dienst toen ze keer op keer de broek aan en uit moesten trekken, het plaatsen van een lorrie achter in de bus waardoor de bus achteroverhelde en de lampen in de bomen schenen, het vastspijkeren van de pet van zijn baas op het werk en de mislukte salto door de grote trom van het dansorkest. “Dat laatste werd trouwens netjes opgelost,” legt Truus uit. “Broer had altijd een hoed op en daarmee werd rondgegaan.”

Wat gebleven is, zijn de herinneringen en de liefde voor en bemoeienis met de streektaal. Nog steeds is Truus samen met een groepje Needenaren actief voor ‘WALD’, het woordenboek van de Achterhoekse en Liemers dialecten. Ze deed dat al samen met Broer, die coördinator was voor Neede. Na zijn dood nam Johan Gakink de rol van coördinator over en weer later Truus. Iedere twee maand vertaalt de groep een lijst met woorden en uitdrukkingen die ze door het ECAL opgestuurd krijgen.

Bronnen afbeeldingen:

  • Privéarchief familie Varenhorst