Interviews
Beeldend kunstenaar Anton ter Braak
Anton (1960) groeide op aan de Pagertweg in Lochuizen. Het buurtschap vormde een hechte gemeenschap met plaatselijke ondernemers als bakker Hilhorst en Café Schepers. Het was nog de tijd dat je als klant je boodschappen liet noteren en een keer per week afrekende. Zijn speelgebied was de speeltuin bij café Schepers, de natuur rondom de Needse Berg, waar hij op z’n pony reed, en de plaatselijke voetbalvereniging V.V. Lochuizen. Meer had je volgens hem als jongeling niet nodig.
Hij groeide op in een katholiek gezin en ging dus naar een katholieke basisschool, de toen nog Kardinaal Alfrinkschool in Neede. Zijn vader was afkomstig uit Rietmolen en na zijn trouwen naar Rietmolen verhuisd. In tegenstelling tot veel andere mannen werkte hij niet in de textiel, maar was schilder. Op z’n dertigste echter verruilde hij dat beroep voor veehandelaar. “Thuis hield hij voor z’n hobby al een paar koeien en paarden. In die eerste jaren waren er nog plaatselijke veemarkten, zoals in Haaksbergen. Daar ging hij dan op de fiets heen met een paar biggen voorop. Dat kon nog in die tijd. Later werden de veemarkten gecentreerd in onder meer Doetinchem en Zwolle.”
Broer en zus deden ook Pabo
Anton doorliep de havo in Haaksbergen, maar had nog geen idee wat hij later wilde worden. Hij koos voor de pabo in Hengelo omdat zijn broer en zus ook in het onderwijs zaten. Daar groeide langzaam het kunstenaarschap in hem. “Ik was vooral gecharmeerd van het vak handenarbeid, maar had de kunstenaar in mij nog lang niet ontdekt. Ik was als plattelandsjongen ook nauwelijks nog met kunst in aanraking gekomen. In mijn jeugd ben ik een keer in het Kröller-Müller Museum geweest en dat was mijn enige ervaring tot dan toe met musea. In Lochuizen woonde de schilder John ter Reehorst in de oude lagere school. Je hoorde wel eens wat over hem, bijvoorbeeld dat hij een apart type was en moeilijk benaderbaar, maar ik heb hem nooit ontmoet. Hij ging met de notabelen van het dorp Neede om, zoals dokter Van Gellicum en dichter Gerrit Achterberg die toen in Neede woonde. Van Gellicum was erg geïnteresseerd in kunst en cultuur. Hij werd naamgever en geldschieter van de latere Van Gellicumzaal.”
Vanwege haar werk verhuisde hij met zijn vrouw Annet naar Enschede en kwam boven een voormalige fabriekskantine van Van Heek te wonen. Daar creëerde hij zijn eerste beeld, een paard. Later verhuisden ze terug naar Neede, naar het gebied Noordijkerveld, waar hij langzaam zijn collectie uitbreidde en zijn beeldentuin inrichtte. “Mijn inspiratie komt vanuit mijn jeugd, het leven op het platteland. Ik werd al vroeg gegrepen door de anatomie van beesten, stieren en paarden. Het beroep van mijn vader heeft daar zeker aan bijgedragen. Mijn thema’s zijn dan ook hoofdzakelijk paard en stier. Later is daar de vrouw bijgekomen.” Inmiddels verkoopt en exposeert Anton wereldwijd.
Echte plattelandsjongen
Belangrijk voor hem is dat ieder kunstwerk uniek is en een zeker ambacht in zich herbergt. Je moet kunnen zien dat eraan gewerkt is, dat erover nagedacht is. “In mijn abstracte beelden heb ik vooral de eigenheid van het materiaal kunnen ontdekken. Zeker met opdrachten kan ik daar vaak een zeker mate van symboliek in kwijt. Kunst heeft vaak het leven zelf als inspiratiebron en dat geldt zeker voor mij. Ik ben een echte plattelandsjongen en werk vanuit die traditie. Iedereen draagt zijn eigen persoonlijke bagage met zich mee. Als kunstenaar kun je dat niet ‘opzijzetten’ tijdens je werk. Kunst moet echter ook vernieuwend zijn en kwaliteit hebben. Dat is een lastige discussie omdat de beoordeling van kunst veelal subjectief is. Wat ik niet wil, is dat mijn beelden een ‘maniertje’ worden, een repeterend ontwerp. Een van de mooiste voorbeelden van vernieuwende kunst vind ik het beeld ‘Balloon Dogs’ van Jeff Koons, een hond gemaakt uit ballonnen van roestvast staal. Door vernieuwing en eigen stijl krijg je makkelijker een podium en bekendheid.”
Kunst en cultuur houden een dorp levendig
Hoewel Neede volgens hem een aantal verdienstelijke kunstenaars kent, is hijzelf meer gericht op Diepenheim. De stad bouwt al jaren aan haar kunstenaarsimago en kent inmiddels goede galerieën. Daarnaast zijn de kastelen goede publiekstrekkers. Anton zou graag wat meer initiatieven in Neede zelf willen zien, maar erkent dat het lastig is. “Neede was in mijn beleving altijd een dorp dat nooit boven zichzelf wilde uitsteken. Mogelijk dat dit de invloed van de textiel is geweest, of de nuchtere Achterhoekse mentaliteit. De aanwezigheid van kunst houdt een plaats levendig en is een goede publiekstrekker. De laatste jaren zijn in Neede mooie initiatieven ontplooid, zoals het Natuurpark Kronenkamp. Maar om een echt kunstenaarsdorp te worden, zeker als je er ook economisch van wilt profiteren, heb je veel vrijwilligers en bovendien veel goodwill en subsidie nodig.”
Nu het coronavirus rondwaart, is hij erg voorzichtig. Hij behoort naar eigen zeggen tot de risicogroep in verband met een donornier die hij 20 jaar geleden kreeg. Zijn workshops bij zijn atelier zijn daarom op ‘on hold’ gezet en hij ziet voorlopig af van deelname aan kunstroutes. Zijn werk gaat wel door. “Ik voel me gelukkig gezond en kan al mijn werk prima doen. Daarom wilde ik dit jaar wat terug doen voor de Nierstichting. In samenwerking met hen heb ik het beeldje ‘Get me out’ ontworpen en in een grote oplage uitgebracht. Het beeldje staat symbool voor hulp aan anderen. Van ieder verkocht exemplaar gaat 50 euro naar de Nierstichting.” Voor meer informatie over de kunstenaar Anton ter Braak: www.antonterbraak.com
Bronnen beeldmateriaal:
- “beeldje” Anton ter Braak
- Overig: Rob Weeber